Aan- en uitkleden – Hoe doe ik het juist?
Praktijkregels
die van toepassing zijn: tillen, duwen/trekken, ongunstige werkhoudingen,
hurken/knielen, werkomgeving, hulpmiddelen.
Strakke kledingstukken, immobiliteit van de zorgvrager en transfers kunnen er
de oorzaak van zijn dat de praktijkregels worden overschreden.
Voorbereiden
- Kies de methode en hulpmiddelen zó dat de zorgvrager zoveel mogelijk zelf kan doen.
- Kies in overleg met de zorgvrager voor goed passende of aangepaste kleding die gemakkelijk aan- en uit te trekken is.
- Bedenk welke kledingstukken op welke plaats aan- of uitgetrokken zullen worden (bijvoorbeeld trui op de stoel, sokken op bed).
- Zorg voor voldoende werkruimte zodat u steeds recht voor en dicht bij het werk kunt staan of zitten.
- Werk in een droge ruimte.
- Gebruik een logische werkvolgorde.
- Leg alle benodigdheden onder handbereik en op de juiste werkhoogte klaar.
- Werk op de juiste hoogte: tussen heup- en schouderhoogte, doch bij voorkeur op ellebooghoogte.
Uitvoeren
- Laat de zorgvrager zo veel mogelijk zelf doen (ook al kost dat tijd).
- Pas uw tempo aan de mogelijkheden van de zorgvrager aan.
- Maak rustige bewegingen om (onbedoelde) afweerreacties van de zorgvrager te voorkomen.
- Pas de hoogte van bed of stoel steeds aan de handeling die u verricht aan.
- Werk vanuit een stabiele stand of stabiele zithouding.
- Werk recht voor en dicht bij het lichaam, beweeg mee met het werk en loop zo nodig om naar de andere kant van het bed of de stoel.
Afronden
- Begeleid de zorgvrager naar de gewenste plaats of positie.
- Controleer of de zorgvrager in een comfortabele situatie achterblijft.
- Evalueer de handeling. Als de situatie zodanig verandert dat de praktijkregels overschreden (dreigen te) worden, kies dan opnieuw voor de meest geschikte methode en hulpmiddelen en bekijk de nodige aanpassingen in de werkomgeving.